by Petrus Augustus de Genestet (1829 - 1861)
Komen en gaan
Language: Dutch (Nederlands)
Daar is een tijd van komen, Daar is een tijd van gaan: Dan hebt gy meer vernomen, Maar hebt gy 't ook verstaan? O wie het mag doorgronden, Dat spreekwoord zoo vol zin, Die kent der Liefde wonden, De weelden van de min. Dien mochten oogenblikken Soms uren wreeder pijn, En uren van verkwikken Soms als sekonden zijn. Die heeft met bevend schroomen Vaak in zijn luistrend hart Een lieven tred vernomen, Vernomen uit de vert'; Maar liet ook vele reizen Zijn ziele by zijn schat, En ging die spreuk bepeizen Stil op zijn eenzaam pad. Die heeft in 't zoete leven, Vol leed en lieflykheid, In jonkheids rijke dreven Genoten en -- geschreid; En in zijn stiller harte Zich reeds een schat vergaerd Van weemoed, liefde, smarte, Dien hy getrouw bewaart. Die weet, wy armen boeten, Wy boeten wreed en snel, Vast menig lief ontmoeten Met menig lang vaarwel. Die ziet ook, in zijn droomen, Langs schemerende paên, Soms vrienden wederkomen, Die ver zijn wechgegaan. Die treurt om Lenteweelden, Maar jaagt niet meer vooruit, Als toen zijn vingren speelden In 't hair de blonde bruid. Die denkt, sinds enkle jaren, By 't komen van het groen, Aan 't valen van de blaêren In 't stemmende saizoen. En in de najaarsvlagen, In 't dwarlen van de blaên, Hoort hy een stemme klagen Van komen en van gaan. Die blikt soms lange, lange Terug in zijn weleer, En 't wordt hem bange, bange En 't leven buigt hem neêr. Hy peinst: nog pas gekomen, Pas gistren en zoo veer Reeds op de snelle stroomen Van 't wondre, diepe meir? Hy voelt zijn moeders kussen Nog gloeien op zijn wang, En hoort al ondertusschen Een dierbren wiegezang. Hy ziet zich zelven stoeien Met knapen op het duin, En reeds -- zijn kindren groeien En bloeien in zijn tuin . . . En midden in de zegen, De trooste van zijn God, Stroomt hem de weemoed tegen Van 't wisslend menschenlot. [18.] Daar is een tijd van komen, Daar is een tijd van gaan: Dat hebt gij meer vernomen, Maar hebt gij ’t ook verstaan? O, wie het mag verklaren Dat spreekwoord, zoo vol smart, Die leefde luttel jaren, Maar leefde met zijn hart, Die voelt van al dat komen, Dat komen en dat gaan Van menschen, dingen, droomen, Zich moe en onvoldaan; En zoekt met sterk verlangen Naar Een, die komt en – blijft, Wien hij aan ’t hart kan hangen, Waar alles benen drijft. Die weet een klok van scheiden Luidt rustloos door het dal, En leerde zich bereiden, Bereiden voor ’t geval; En haakt met alle vromen Naar ’t oord, waar vroeg of laat Weer allen samenkomen En niemand henengaat.
W. Hutschenruyter sets stanzas 18-23
Confirmed with Petrus Augustus de Genestet. Laatste der eerste: derde Druk, Amsterdam: Gebroeder Kraays, 1863, pages 107 - 113.
Authorship:
- by Petrus Augustus de Genestet (1829 - 1861), "Komen en gaan", appears in Laatste der Eerste [author's text checked 1 time against a primary source]
Musical settings (art songs, Lieder, mélodies, (etc.), choral pieces, and other vocal works set to this text), listed by composer (not necessarily exhaustive):
- by Wouter Hutschenruyter (1796 - 1878), "Komen en gaan", stanzas 18-23 [ voice and piano ], confirmed with a CD booklet [sung text checked 1 time]
Research team for this page: Malcolm Wren [Guest Editor] , Melanie Trumbull
This text was added to the website: 2017-10-28
Line count: 92
Word count: 448