T'en sijn de Joden niet, Heer Jesu, die u cruysten, Noch die verradelijck u togen voort gericht, Noch die versmadelijck u spogen int gesicht, Noch die u knevelden, en stieten u vol puysten, T'en sijn de crijghs-luy niet die met haer felle vuysten Den rietstock hebben of den hamer opgelicht, Of het vervloecte hout op Golgotha gesticht, Of over uwen rock tsaem dobbelden en tuyschten: Ick bent, ô Heer, ick bent die u dit hebt gedaen, Ick ben den swaren boom die u had overlaen, Ick ben de taeye streng daermee ghy ginct gebonden, De nagel, en de speer, de geessel die u sloech, De bloet-bedropen croon die uwen schedel droech: Want dit is al geschiet, eylaes! om mijne sonden.
Twee Sonetten , opus 10
by Marius Flothuis (1914 - 2001)
1. Hy droegh onse smerten
Language: Dutch (Nederlands)