by Carel Steven Adama van Scheltema (1877 - 1924)
Ochtend
Language: Dutch (Nederlands)
De fonkelende dag rijst vroolijk uit de hoven En door de luchten vaart een tintlend najaarslied, De grijze hovenier glimlacht en zwijgt daarboven Als hij zijn gelen tuin en schoone loovers ziet; En dat gebogen blinde volk wil slechts gelooven Aan 't klamme zure zweet, dat brood en leven biedt, Het staat van wind en goud en zonnelicht bestoven, Het werkt voor 'n grooten heer - iets grooters kent het niet. 0! koom' die blijde dag, dat zich uw hoofden heffen Als bloemen in het licht, het onverbleeklijke, Dat het uw loutre ziel en leege oogen treffe, - Koom' 't uur, dat gij in rijen, onverbreeklijke, De schoonheid van uw aarde en hemel gaat beseffen, - Kom over hen! o Schoonheid! onuitspreeklijke!
Authorship:
- by Carel Steven Adama van Scheltema (1877 - 1924), "Ochtend" [author's text checked 1 time against a primary source]
Musical settings (art songs, Lieder, mélodies, (etc.), choral pieces, and other vocal works set to this text), listed by composer (not necessarily exhaustive):
- [ None yet in the database ]
Researcher for this text: Emily Ezust [Administrator]
This text was added to the website between May 1995 and September 2003.
Line count: 14
Word count: 122