o Daglicht, dat aan de oosterkimmen mijn' hopende ooge ontluiken ziet, ge'n boodschapt, in uw' blanke schimmen, den langen, vollen dag mij niet. o Eeuwig licht, verschijnt, wij wachten naar 't wenden van deze aardsche nachten: waar hapert gij, zoo lang verbeid; Gij, 't licht alleen, die, aller zonnen zijt oorsprong; Gij, die onbegonnen, noch dag en kent noch duisterheid! 't Is dagraad en 't is avondluchten, maar enkel dag en is het nooit, op dezer aarden; en te vluchten begint de middag, versch voltooid. Geen wijsheid, of ze dreegt te dwalen; geen moed, die ooit zal zegepralen bestendig, op de duistere macht; geen' blijdschap, oft een bron van tranen zit rijpe, om heur nen weg te banen deur de oogen van die lijdt ... en lacht! Of velen, die daar vielen, mochten toch onverroerbaar blijven staan; of iemand eens hield volgevochten den zwaren kamp des levens aan; waar bleeft gij, duistere tijdbedervers; waar bleeft gij dan, verwaande stervers, die leven, licht en lieden haat? Ge en waart niet meer en, onbenepen, stond bloeigewas bij volle grepen, waar gij, oneerbaar kruid, nu staat! o Dwaas geweld van narrenbenden, die dreegende ons alom bespiên; die zoeken ons den weg te ontwenden en 's levens licht! Waarheen nu vliên, waarheen nu vluchten, God? Of moeten wij zinken en voor zulken boeten die heeten ons, van kindsbeen af, miszaken eere en recht en reden, miszaken Uwe aanbidlijkheden, miszaken al, geweerd het graf? Neen, neen, 't gehoop moet hooger dragen, de vlucht moet hemelwaard gestierd, naar beter licht, naar voller dagen als 't daglicht dat onze aarde siert. Dit ballingschap moet eenmaal enden en 't Vaderland zijn' legerbenden in de eeuwige erfenisse ontvaân, waar zij die hier heldhaftig sterven, daar licht weêrom en woonsteê werven, den dag des Heeren ingegaan! Vernieuwd zult dan, gij zonne en sterren, gij aarde en zee, gij berg en dal, verrijzen uit dit wentelwerren van rampe en rooie en ongeval; vernieuwd zult dan, o mensch, gij wezen, gered, geheeld, hersteld, genezen, en, zoo Gods almacht eens u schiep, weêrom het beeld gelijk, vol eeren, het evenbeeld gelijk des Heeren, dat in den eersten mensch ontsliep.
Vier koren uit '17-'18
Song Cycle by Arthur Verhoeven (1889 - 1958)
?. O eeuwig licht verschijn  [sung text not yet checked]
Language: Dutch (Nederlands)
Text Authorship:
- by Guido (Pieter Theodoor Jozef) Gezelle (1830 - 1899), no title
Go to the general single-text view
Researcher for this text: Emily Ezust [Administrator]Total word count: 355