Wanneer de moeder van het licht weêr licht, En voor heur goud den zwarten mist doet wijken, Dan laat ze 'er stralen langs de bloemen strijken, En dankbaar doet elk bloemeke zijn plicht. Zoodra de bloem de lieve zon ziet prijken, Dan wolkt ze wierook op in wolken dicht, En geurenmoeder wordt het moederlicht.... Ik moet, Mathilde, u aan de zon gelijken! Gij zijt de moeder van deez' liederkrans: Gij hebt dien met uw zonneblik geschapen In 't zwarte hart; zoo 't glanst, 't is door úw glans. Met úwe bloemen krans ik u de slapen, Uw eigen schepping leg ik om uw hoofd: Zoo zij uw naam voor eeuwiglijk geloofd! -
Vijf gedichten
Song Cycle by Daniël de Lange (1841 - 1918)
1. Aan Mathilde  [sung text not yet checked]
Text Authorship:
- by Jacques Fabrice Herman Perk (1859 - 1881), "Aan Mathilde", appears in Gedichten, in Mathilde. Een sonnettenkrans in vier boeken, in Boek I, no. 3
Go to the general single-text view
Confirmed with Jacques Perk, Gedichten, (ed. Willem Kloos). Met illustraties van J.B. Heukelom. S.L. van Looy, Amsterdam 1914 (12de druk) p.33
Researcher for this page: Joost van der Linden [Guest Editor]
2. Gebenedijde stonde  [sung text not yet checked]
Gebenedijde stonde O, lieflijkste van alle lieve vrouwen! Gij, hoog-begaafd met schoon en kunstvermogen! 'k Zie, jonge bloem, de blaadjes u ontvouwen, Nog onlangs tot een slanken knop gebogen! Gezegend uur, waarop mijn zalige oogen U mochten vol genot en weelde aanschouwen, En zien u met een zachtheid overtogen, Waarop de kracht een Ideaal moet bouwen! Toen ik u zag, voelde ik mijn wangen gloeien, En weer in mijn gemoed de liefde ontbloeien, Die lang in 't ijs der droefheid lag besloten. ‘O, aarde!’ riep ik, toen 'k uw aanblik had genoten, ‘Gij zijt een hemel! 'k Hoor der englen wieken suizen, Zoolang gij zulke heiligen blijft huizen!’
Text Authorship:
- by Jacques Fabrice Herman Perk (1859 - 1881), "Gebenedijde stonde", appears in Gedichten, in Mathilde. Een sonnettenkrans in vier boeken, in Boek I, no. 6
Go to the general single-text view
Confirmed with Jacques Perk, Gedichten, (ed. Willem Kloos). Met illustraties van J.B. Heukelom. S.L. van Looy, Amsterdam 1914 (12de druk) p.36
Researcher for this page: Joost van der Linden [Guest Editor]
3. Madonna  [sung text not yet checked]
Hoe minzaam heeft uw koozend woord geklonken, Uw zilvren woord, maar ál te goed verstaan! 'k Zag in uw oog een glimlach en een traan, Blauw bloempje, waarin morgenparels blonken; Gij wijst mij naar de Moedermaagd, ik waan Mij in aanbidding voor haar weg-gezonken...... Daar voel ik me eindeloozen vreê geschonken: Ik zie naar háár - Mathilde, ú bid ik aan: Gij, die de Moeder mijner liefde zijt, Zijt Moeder Gods, want God is mij de Liefde: U zij mijn hart, mijn vlammend hart gewijd! Een kerk rijst allerwegen aan uw zij - O, deernisvolle ziel, die niemand griefde, O, mijn Madonna! bid, o, bid voor mij!
Text Authorship:
- by Jacques Fabrice Herman Perk (1859 - 1881), "Madonna", appears in Gedichten, in Mathilde. Een sonnettenkrans in vier boeken, in Boek I, no. 18
See other settings of this text.
Confirmed with Jacques Perk, Gedichten, (ed. Willem Kloos). Met illustraties van J.B. Heukelom. S.L. van Looy, Amsterdam 1914 (12de druk) p.63
Researcher for this page: Joost van der Linden [Guest Editor]
4. Ochtend‑bede  [sung text not yet checked]
De Nacht week in het woud, en, bij haar vluchten, Heeft ze op struweel en bloem een dauw-kristal Geweend, dat glinstert in de zon, en zuchten Luwt ze uit het woud, langs berg en beemd en dal; En dáar, op 't smalle pad, in hooger luchten, Ontwaar ik haar, die wuift, mijn ziel, mijn al.... Doch uit mijn hart rijst naar die hooge luchten De klacht: hoe klein, hoe klein is mijn heelal Maar neen! haar lokken zijn van zonnegoud, En 's hemels blauw is 't blauw dier droomende oogen Haar boezem is de berg en 't golvend woud: O, zomer, zonneschijn en hemelbogen, Waarin haar aangezicht mijn liefde aanschouwt, - Heelal, waarvoor ik biddend lig gebogen
Text Authorship:
- by Jacques Fabrice Herman Perk (1859 - 1881), "Ochtendbede", appears in Gedichten, in Mathilde. Een sonnettenkrans in vier boeken, in Boek I, no. 21
See other settings of this text.
Confirmed with Jacques Perk, Gedichten, (ed. Willem Kloos). Met illustraties van J.B. Heukelom. S.L. van Looy, Amsterdam 1914 (12de druk) p.51
Researcher for this page: Joost van der Linden [Guest Editor]
5. Ommekeer  [sung text not yet checked]
Door ál wat leeft, gevoelde ik mij verlaten, En nergens was ik, en met niets, tevreden; Elk haatte mij, zoo meende ik, zonder reden: Ik leed en leed, en kon den haat niet haten. 'k Verlangde, en wist niet wat; ik heb gebeden; 'k Zag al wat slecht was; vond Natuur verwaten, En ijdel 't leven; wie een lach bezaten, Der domheid kroost, die ketterleer beleden. - Toen zag ik ú, en kon geen meening uiten: 'k Had vreugde, vrede, liefde weergevonden, 'k Zag, waar gij traadt, een bloem, een roze ontspruiten. Natuur en Menschheid voelde ik mij verbonden: In ú wilde ik 't Heelal in de armen sluiten.... Gij, engel! zijt mij tot geluk gezonden! -
Text Authorship:
- by Jacques Fabrice Herman Perk (1859 - 1881), "Ommekeer", appears in Gedichten, in Mathilde. Een sonnettenkrans in vier boeken, in Boek II, no. 31
Go to the general single-text view
Confirmed with Jacques Perk, Gedichten, (ed. Willem Kloos). Met illustraties van J.B. Heukelom. S.L. van Looy, Amsterdam 1914 (12de druk) p.163
Researcher for this page: Joost van der Linden [Guest Editor]