by Balthazar Verhagen (1881 - 1950)
Lydische Nacht
Language: Dutch (Nederlands)
Langs ruige rotsen, door verwarde wingerd-ranken, Die kloven dekken en zich sling'ren om den voet, Beklom de Lydiër der bergen steile flanken En dreef zijn geiten opwaarts in den middaggloed, Ter rustplaats, naar de koele, wel-beschutte grot, Waar 't vee de knieën boog tot sluimer's mild genot. Waar de gebroken bergwand loodrecht nederhelde, Daar zette hij zich neêr, in de eenzaamheid verdroomd; Hoog boven 't woudrijk dal, waar de Kaystros snelde, In slanke bochten schietend onder 't oud geboomt', Tot hij verbreed en kalm, berustend in den dood, Zich in den oceaan en de eeuwigheid vergoot. De lange zomerdag vergloeide en slonk ten leste, De roode zon dook neêr naar 't grondelooze blauw Van oceaan en lucht. Daar, in het wazig Westen, Verrees de karmozijn-omgloorde zuilenbouw Van Hera's trotschen tempel, die op 't pauw-beroemd En palmenrijke Samos uit de waat'ren doemt. Maar in het Oosten, uit onmeetlijk-diepe dalen Van Azië's binnenlanden kwam de Duisternis, Aanzwellend langs het zwerk, en in geruischloos dwalen Verslond zij top na top der ruige Messogis, Bedwelming sprenkelend van droomenzwaren vreê - En stilte zeeg op de aarde en op de wijde zee. Toen, steunend op den slag der breed-gestreken vleugels Van 't fonkeloogig, ruischend griffioenenpaar, Steeg uit heur heiligdom, met strak-getrokken teugels, Den blik omhoog gericht, stom, bleek en wonderbaar, Ephesische Artemis, de Koningin der Nacht, Kalliste, maagdelijk, in ongenaakb're pracht. De Nacht! De rijk-gestarnde, zwijgende, ademlooze, Vol zilv'ren huivering, vol huiverende stilt, Zij, die het menschenhart, het kloppende, het brooze, Aanvat met siddering, die 't warme bloed verkilt, Den lichten geest verwildert en 't verstarde brein Met visioenen kwelt, die niet des Levens zijn. Daar zat hij op de rots, zwaar ademend - hij waakte, Bang, eenzaam, in het roerloos en vervreemd heelal, Ontving de godheid, die zijn bonzend hart genaakte En hem de onwetendheid, den droom der jeugd ontstal, Een brandende onrust in de stille ziel hem schiep, Totdat hij smeekend beide handen strekte en riep: Artemis, Artemis, Nachtelijk dwalende, Wonderbaar stralende. Boeiende beeltenis Aller geheimen! Hij viel op 't aangezicht, brak uit in smartlijk steunen En sloeg zijn nagels krimpend om den harden steen, Zijn slapen brandden in een wild en kloppend dreunen, En met den gloed zijns bloeds vlood zijn bewustzijn heen, Onder het wentlen van het raadslig firmament, Onder den greep der godheid, die geen mildheid kent.... De maan nam af, de sterren deinsden, gingen onder, De toppen gloorden teeder, rozenrood belicht: De blijde Dageraad, het eeuwen-oude wonder, Verhief zich jong en schoon voor 's wereld's aangezicht, En goot uit volle kannen 't koele morgengoud Op bergen en valleien en 't omsomberd woud. En met den verschen geur van bloemen en van kruiden Steeg uit het dal der vooglen zilv'ren morgenzang: Dat wekte 't vreedzaam vee, 't sprong op en blaatte luide En drong zich om zijn herder, lekte hem de wang, Zoodat hij oprees en, bedwelmd nog van zijn droom, Half willoos bergaf volgde naar den klaren stroom. Hij nam ten morgenmaal zich koel bedauwde druiven, Hij drukte vocht'ge blâren aan zijn brandend hoofd, Hij zag het vluchtig spel van vlinderen en duiven, Zijn trage bloed werd warm, in de uchtendzon gestoofd. En hij ervoer, dat na de diepste ontsteltenis Toch 't leven zalig en vol milde blijheid is!
Text Authorship:
- by Balthazar Verhagen (1881 - 1950) [author's text not yet checked against a primary source]
Musical settings (art songs, Lieder, mélodies, (etc.), choral pieces, and other vocal works set to this text), listed by composer (not necessarily exhaustive):
- by Alphons Diepenbrock (1862 - 1921), "Lydische Nacht
", 1913. [voice and orchestra] [text verified 1 time]
Researcher for this text: Emily Ezust [Administrator]
This text was added to the website: 2015-08-17
Line count: 71
Word count: 538