by Guido (Pieter Theodoor Jozef) Gezelle (1830 - 1899)
Serenum erit
Language: Dutch (Nederlands)
Matth. XVI, 2. Al rood is 't, dat ik zie: één ovenvier heel 't westen, daarin de zonne zonk en 's werelds oude vesten in gloeien zette. Laai noch glans en is er: niet als enkel rood en, deur de losse wolken, iet dat eer aan bloed gelijkt, of aan onmeetbaarheden van omgehouwen stier- en huidlooze ossenleden, die, drijvende overal, met vil- en slachthuisvee, de diepten vullen van de westerwereldzee. De zwarte hagen staan vol oogen, als van dieren en ongedaanten, die hun roode blikken stieren te mijwaard, daar ik sta, van hoofde tot den voet; bespeit, ik zelve, en diepe in 't schijnbaar zonnenbloed. Hoe zal 't te morgen gaan: zal 't regenen, zal 't ruischen; gebouwen af- en al dat boom is ommebuischen? Zal 't hagelslaan? In al dat hemelsch bloedgeweld, is ons de jongste dag des werelds vóórgespeld? Toch neen-hij! Morgen zal, ten oosten uitgeklommen, een nieuwe dageraad, een nieuwe zonne kommen de menschen, blank en blij, begroeten, die nu staan en, rood van aangezicht, den avond gadeslaan.
Text Authorship:
- by Guido (Pieter Theodoor Jozef) Gezelle (1830 - 1899), "Serenum erit", written 1894 [author's text checked 1 time against a primary source]
Musical settings (art songs, Lieder, mélodies, (etc.), choral pieces, and other vocal works set to this text), listed by composer (not necessarily exhaustive):
- by Yves Bondue , "Serenum erit", 1998. [voice, clarinet, and piano] [text not verified]
Researcher for this text: Emily Ezust [Administrator]
This text was added to the website: 2012-08-22
Line count: 41
Word count: 171