by (Stephanie) Hélène Swarth (1859 - 1941)
Flauw flikkert het lampje in een...
Language: Dutch (Nederlands)
Available translation(s): GER
Flauw flikkert het lampje in een visschershut: Oud moedertje zit bij het vuur en dut. Als donkere schimmen, hand in hand, Schuifelen schaduwen langs den wand. Droef zingen de golven een wiegelied, Voor wie daar in de baren zijn leven liet. Droef zingen de golven hun dooden-lied. Oud moedertje sluimert en hoort het niet. Blij komt hare jeugd in een droom weerom. Weer voelt zij de kus van haar bruidegom. Weer luisteren zij beiden naar ’t lied der zee, Weer zingt in hun ziel de liefde mee. Weer zwerven ze zalig hand in hand Trouw leidt hij haar schreden door ’t schelpenzand. Zacht wiegt haar de waan der verloren jeugd En zij siddert en glimlacht van stilte vreugd. Wie klopt aan de deur? Een blonde knaap Stormt binnen en stoort haar kalmen slaap. „Wie wekt mij zoo vroeg uit mijn schoonen droom?“ „Oud moedertje, ik kom …“ En hij hapert van schroom. Flauw flikkert het lampje en met luttel licht Beschijnt het des jongelings aangezicht. „Oud moedertje, uw kleinzoon …“ Wat wil die traan? Meelijdende knaap, is in zijn boot vergaan? „Ach! Tegen den storm is geen man bestand, Zoo menig lijk is gespoeld aan land. Uw kind is dood, en zijn boot vergaan; Bleek ligt de knaap in het licht der maan“. Roerloos stond zij een wijle daar Alsof zij zelf gestorven waar. Toen greep zij de hand van de visschersmaat, Krampachtig als een die verzinken gaat. En zij liet hem niet los en hij ging gedwee, Als sleurde den willooze een wervelwind mee, Zoo kwamen zij beiden sprakeloos, Waar hij lag als een witte waterroos. Daar stortte zij neer met en doffe klacht, En streelde zijn druipende lokken zacht; En stenend: „Kind, hoe vind ik u hier?“ Streek ze uit zijn haren de klevend wier. En sloot zijne oogen en kuste lang Zijn paarsen mond en zijn witte wang. „Mijn kind, wat ligt gij zoo ijzig kil, Uw adem is weg en uw hart staat stil! O God! en’t was al wat ik overhad, Waarvoor ik u morgen en avond bad; 't Was de eenige zoon van mijn eenig kind! Hoe waart gij mij arme, zoo kwaad gezind.“ Heen was de visschersknaap gegaan, Maar de golven hoorden haar klagend aan. Wild fladderden meeuwen om haar heen, En zij bleef met het lijk van haar kind alleen. Lang lag zij geknield bij den dooden knaap. En zong als wiegde ze een kind in slaap: „Mijn man en mijn zoon: - God geve hun vrêe! Zijn beiden vergaan in den schoot der zee. En had zij nog niet genoeg aan die twee? Ook mijn laatsten lieveling nam de zee.“ En zij richtte zich op met vervloekend gebaar, Wild floot de wind door haar witte haar. „Ontnaamt gij mij alles, o booze zee! Neem mij dan ook in uw golven mee!“ Droef zingen de golven een wiegelied, Voor wie daar in de baren zijn leven liet.
About the headline (FAQ)
View text with all available footnotesAuthorship:
- by (Stephanie) Hélène Swarth (1859 - 1941), "Een lied van de zee" [author's text checked 1 time against a primary source]
Musical settings (art songs, Lieder, mélodies, (etc.), choral pieces, and other vocal works set to this text), listed by composer (not necessarily exhaustive):
- by Jan Carel Anderson (1878 - 1946), "Een lied van de zee" [ soli, chorus, and orchestra ] [sung text not yet checked]
- by Louis Andriessen (1939 - 2021), "Een lied van de zee" [sung text checked 1 time]
- by Anton Brommert , "Een lied van de zee" [ voice and piano ] [sung text not yet checked]
- by Lodewijk De Vocht (1887 - 1977), "Droef zingen de golven" [ voice and piano ] [sung text not yet checked]
- by Oscar Van Durme (1876 - 1925), "Een lied der zee", subtitle: "gesimplifieerde partitie", 1924 [ reciter and piano ] [sung text not yet checked]
Available translations, adaptations or excerpts, and transliterations (if applicable):
- GER German (Deutsch) (Bertram Kottmann) , "Ein Lied vom Meer", copyright © 2016, (re)printed on this website with kind permission
Researcher for this page: Bertram Kottmann
This text was added to the website: 2016-07-31
Line count: 64
Word count: 485