Attention! Some of this material is not in the public domain.
It is illegal to copy and distribute our copyright-protected material without permission. It is also illegal to reprint copyright texts or translations without the name of the author or translator.
To inquire about permissions and rates, contact Emily Ezust at licenses@email.lieder.example.net
If you wish to reprint translations, please make sure you include the names of the translators in your email. They are below each translation.
Note: You must use the copyright symbol © when you reprint copyright-protected material.
Flauw flikkert het lampje in een visschershut: Oud moedertje zit bij het vuur en dut. Als donkere schimmen, hand in hand, Schuifelen schaduwen langs den wand. Droef zingen de golven een wiegelied, Voor wie daar in de baren zijn leven liet. Droef zingen de golven hun dooden-lied. Oud moedertje sluimert en hoort het niet. [Blij komt hare jeugd in een droom weerom. Weer voelt zij de kus van haar bruidegom. Weer luisteren zij beiden naar ’t lied der zee, Weer zingt in hun ziel de liefde mee. Weer zwerven ze zalig hand in hand Trouw leidt hij haar schreden door ’t schelpenzand. Zacht wiegt haar de waan der verloren jeugd En zij siddert en glimlacht van stilte vreugd. Wie klopt aan de deur? Een blonde knaap Stormt binnen en stoort haar kalmen slaap. „Wie wekt mij zoo vroeg uit mijn schoonen droom?“ „Oud moedertje, ik kom …“ En hij hapert van schroom. Flauw flikkert het lampje en met luttel licht Beschijnt het des jongelings aangezicht. „Oud moedertje, uw kleinzoon …“ Wat wil die traan? Meelijdende knaap, is in zijn boot vergaan?]1 „Ach! Tegen den storm is geen man bestand, Zoo menig lijk is gespoeld aan land. Uw kind is dood, en zijn boot vergaan; Bleek ligt de knaap in het licht der maan“. [Roerloos stond zij een wijle daar Alsof zij zelf gestorven waar. Toen greep zij de hand van de visschersmaat, Krampachtig als een die verzinken gaat. En zij liet hem niet los en hij ging gedwee, Als sleurde den willooze een wervelwind mee, Zoo kwamen zij beiden sprakeloos, Waar hij lag als een witte waterroos.]1 Daar stortte zij neer met en doffe klacht, En streelde zijn druipende lokken zacht; En stenend: „Kind, hoe vind ik u hier?“ Streek ze uit zijn haren de klevend wier. En sloot zijne oogen en kuste lang Zijn paarsen mond en zijn witte wang. „Mijn kind, wat ligt gij zoo ijzig kil, Uw adem is weg [en]1 uw hart staat stil! [O God! en’t was al wat ik overhad, Waarvoor ik u morgen en avond bad; 't Was de eenige zoon van mijn eenig kind! Hoe waart gij mij arme, zoo kwaad gezind.“ Heen was de visschersknaap gegaan, Maar de golven hoorden haar klagend aan.]1 Wild fladderden meeuwen om haar heen, En zij bleef met het lijk van haar kind alleen. Lang lag zij geknield bij den dooden knaap. En zong als wiegde ze een kind in slaap: „Mijn man en mijn zoon: - God geve hun vrêe! Zijn beiden vergaan in den schoot der zee. [En had zij nog niet genoeg aan die twee? Ook mijn laatsten lieveling nam de zee.“ En zij richtte zich op met vervloekend gebaar, Wild floot de wind door haar witte haar. „Ontnaamt gij mij alles, o booze zee! Neem mij dan ook in uw golven mee!“]1 Droef zingen de golven een wiegelied, Voor wie daar in de baren zijn leven liet.
About the headline (FAQ)
View original text (without footnotes)1 Omitted by Andriessen.
Authorship:
- by (Stephanie) Hélène Swarth (1859 - 1941), "Een lied van de zee" [author's text checked 1 time against a primary source]
Musical settings (art songs, Lieder, mélodies, (etc.), choral pieces, and other vocal works set to this text), listed by composer (not necessarily exhaustive):
- by Jan Carel Anderson (1878 - 1946), "Een lied van de zee" [ soli, chorus, and orchestra ] [sung text not yet checked]
- by Louis Andriessen (1939 - 2021), "Een lied van de zee" [sung text checked 1 time]
- by Anton Brommert , "Een lied van de zee" [ voice and piano ] [sung text not yet checked]
- by Lodewijk De Vocht (1887 - 1977), "Droef zingen de golven" [ voice and piano ] [sung text not yet checked]
- by Oscar Van Durme (1876 - 1925), "Een lied der zee", subtitle: "gesimplifieerde partitie", 1924 [ reciter and piano ] [sung text not yet checked]
Available translations, adaptations or excerpts, and transliterations (if applicable):
- GER German (Deutsch) (Bertram Kottmann) , "Ein Lied vom Meer", copyright © 2016, (re)printed on this website with kind permission
Researcher for this page: Bertram Kottmann
This text was added to the website: 2016-07-31
Line count: 64
Word count: 485
Aus der Fischerhütte flackert fahler Schein, alt Mütterchen sitzt am Herd und nickt ein. Wie düstere Schemen, Hand in Hand, bewegen sich Schatten an der Wand; ernst singen die Wellen ein Wiegenlied, dem, der in ihnen sein Leben ließ. Ernst singen die Wogen ihr Totenlied. Mütterchen schlummert und hört es nicht. Glück ihrer Jugend, im Traum sich’s kund: Sie spürt des Bräutigams Kuss auf dem Mund, sie lauschen beide des Meeres Lied, von neuem singt Liebe im Herzen mit. Erneut gehn sie selig, Hand in Hand: Er führt sie getreu durch den muschligen Sand. Sanft wiegt sie das Trugbild der Jugendzeit, und sie zittert und lächelt in stiller Freud. Wer klopft an die Tür? Ein blonder Knab stürmt ’rein und stört ihren stillen Schlaf. „Wer weckt mich so früh aus schönem Traum?“ Alt Mütterchen, ich komm…“ mehr wagt er sich kaum. Fahl flackert die Lampe, mit spärlichem Licht bescheint sie des Jünglings Angesicht. "Großmutter, ihr Enkel…“ Tut die Träne not? Mitfühlender Knab, sank er mit seinem Boot? "Ach! Diesen Sturm besteht kein Mann, das Meer spülte manch eine Leiche an. Euer Enkel ist tot, und sein Boot versank; bleich liegt im Mondenlicht der Knab." Regungslos stand sie, ihr Blick war leer, als ob sie selbst gestorben wär. Verzweifelt ergriff sie des Fischers Hand, als würde sie selbst vom Meer überrannt, und sie ließ ihn nicht los, und zog ihn mit, als ob ihn ein Wirbelwind mit sich zieht, und keiner sprach dabei ein einziges Wort: Wie eine Wasserlilie lag er dort. Mit dumpfem Wehklagen sank sie zu ihm hin, strich ihm das tropfende Haar aus der Stirn; und seufzte: „Mein Enkel, wie find ich dich hier?“, löst’ aus dem Haar ihm der Algen Gewirr, und schloss ihm die Augen und küsste lang seinen bläulichen Mund, seine weiße Wang’. „Mein Enkel, was liegst du so kalt und starr - still steht dein Atem, dein Herz immerdar! Ach Gott! War er doch alles, was ich noch hatt’, um den ich Dich morgens und abends bat; meines einzigen Kindes einziger Sohn! Welch Schicksal trage ich Arme davon." Der Fischer ging und ließ sie allein, nur die Wellen hörten ihr Klagen und Schrei’n. Wild flatterten Möwen um sie her, verlassen blieb sie beim Leichnam nunmehr. Lang kniete sie bei dem toten Knab’ und sang, als wiegte sie ihn in den Schlaf: „Mein Mann und mein Sohn: Gott, gib ihnen Ruh! Das Meer deckt sie für immer zu. Als hätte es nicht an zwei’n genug, es auch meine letzte Freude begrub." Und sie fluchte dem Meer, erhob sich geschwind, wild pfiff durch ihr weißes Haar der Wind. „Du nahmst mir alles, du böse See! nimm auch mich, wenn ich in die Wogen geh!" Ernst singen die Wellen ein Wiegenlied, dem, der in ihnen sein Leben ließ.
Authorship:
- Translation from Dutch (Nederlands) to German (Deutsch) copyright © 2016 by Bertram Kottmann, (re)printed on this website with kind permission. To reprint and distribute this author's work for concert programs, CD booklets, etc., you must ask the copyright-holder(s) directly for permission. If you receive no response, you must consider it a refusal.
Bertram Kottmann.  Contact: BKottmann (AT) t-online.de
If you wish to commission a new translation, please contact: licenses@email.lieder.example.net
Based on:
- a text in Dutch (Nederlands) by (Stephanie) Hélène Swarth (1859 - 1941), "Een lied van de zee"
This text was added to the website: 2016-07-31
Line count: 64
Word count: 461