Eenzaam sterven. Hem niet te aanschouwen, De' eenige, dien ik Naast mij begeer, Wanneer voorgoed de Donkere wereld Schrompelt tot niets meer Dan 't laatste bed. Eenzaam sterven. Ongekend heengaan Naar 't ongekende Uit nood en leed, Zonder de veege Oogen te kunnen Wenden naar waar dit Leven aan hing.
Vier liederen , opus 86
by Léon Orthel (1905 - 1985)
1. Eenzaam sterven  [sung text not yet checked]
Authorship:
- by Jakobus Cornelis Bloem (1887 - 1966), "Eenzaam sterven"
Go to the single-text view
Please note: this text, provided here for educational and research use, is in the public domain in Canada, but it may still be copyright in other legal jurisdictions. The LiederNet Archive makes no guarantee that the above text is public domain in your country. Please consult your country's copyright statutes or a qualified IP attorney to verify whether a certain text is in the public domain in your country or if downloading or distributing a copy constitutes fair use. The LiederNet Archive assumes no legal responsibility or liability for the copyright compliance of third parties.
Confirmed with MONUMENTA LITERARIA NEERLANDICA 1,2 Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, Amsterdam 1979, p. 167
Researcher for this page: Joost van der Linden [Guest Editor]
2. De waterleelie  [sung text not yet checked]
Ik heb de witte waterlelie lief, daar die zo blank is en zo stil haar kroon uitplooit in 't licht. Rijzend uit donker-koelen vijvergrond, heeft zij het licht gevonden en ontsloot toen blij het gouden hart. Nu rust zij peinzend op het watervlak en wenst niet meer . . .
Authorship:
- by Frederik van Eeden (1860 - 1932), "De waterlelie", first published 1901
Go to the single-text view
Confirmed with Spektator. Jaargang 17 , Foris Publications, Dordrecht 1987-1988, p. 43
Researcher for this page: Joost van der Linden [Guest Editor]
3. Pharao's minne  [sung text not yet checked]
Bijna verheugde hij zich dat zij jong doodging, Voor allen maagd, een onvermoede vrouw Die in geen nagedachtnis leven zou Van andren, neen, alleen voor zijn vergoding. Tot eeuwigheid wies de eene vluchtge nacht Dat hij haar bevend in zijn armen had. Tot op een nauwe spleet sloot hij de schacht; Er bleef geen toegang over naar den schat, Dan voor zijn geest, die later door de engte In de gedaante van een kleinen valk Bezweven kwam de zware katafalk Waar zij diep in lag, slank, in volle lengte: Bloesemgeblevene, de smalle borst Zwellende onder 't strakgezwachteld gaas; Hij vond altijd tot aan den rand der vaas Het water staan: haar schaduw leed geen dorst. Steeds vlood hij 't praalgraf waar hij lag en heerschte, Door zinrijke muurschildering omschoofd, De zware roode en witte kroon op 't hoofd, Bezeten door 't verlangen naar de teerste, Zoo koel in heel de heete eeuwigheid Alsof ze een lelie was, in ijs bevroren. Háár graf behield zijn stilte, diep, altijd Dezelfde, en ging haar meer en meer behooren
Authorship:
- by Jan Jacob Slauerhoff (1898 - 1936), "Pharao's Minne"
Go to the single-text view
Confirmed with J.J. Slauerhoff, Verzamelde gedichten. Deel 1. , A.A.M. Stols, Den Haag 1947 (tweede druk)
Researcher for this page: Joost van der Linden [Guest Editor]
4. Voor Tineke
Zij die muziek haar felle wereld koos maakt van de aardse wegen klankrivieren . . . . . . . . . .— The rest of this text is not
currently in the database but will be
added as soon as we obtain it. —