Ik zag de schemerlijven Van zwanen op het huiverspel Van sombren spiegel drijven - Ik wist, ik stond voor Tintagel... Een vreemde wil dreef mij gevangen, En hief mij over 't steile diep. Ik gleed door poort en gangen Waar alle klank en echo sliep. Ik trad mijn hooge kamers binnen, Eén starre leêgheid wakensmoê. Een bleeke vrouw in armlijk linnen Zag uit het kwijnend zilver toe. Ik talmde als een die komt te nemen En niet weet wat hij nemen moet: Gewaden, ringen, diademen, Het leek mij onbegeerlijk goed. Ik bleef in doelvergeten poozen Gesteund aan 't schemerbleek kozijn... Een flauwe geur van welke rozen Leefde op den matten maneschijn. Mijn handen beefden te vergâren Al wat daar nog van mij verbleef, Den geur der doode jonge jaren, Die op den dooven luister dreef.
Drie liederen van Isoude
Song Cycle by Alexander Voormolen (1895 - 1980)
2. Ik zag de schemerlijven...
Language: Dutch (Nederlands)
Text Authorship:
- by Pieter Cornelis Boutens (1870 - 1943), no title, appears in Liederen van Isoude, C.A.J. van Dishoeck, Bussum, first published 1921
Go to the general single-text view
Researcher for this page: Joost van der Linden [Guest Editor]Total word count: 134