Daar treurde een vinkje bij haar gaaike dood, En sprak: ‘Kunt gij uw wieken niet bewegen, Kunt gij niet staan? Nooit hebt ge zóo gezwegen.... Gij zijt mijn gaaike niet, dat vroolijk floot! Dit is geen vogel meer: hij schijnt ontbloot Van wenschen, en zoo rustig neêrgezegen, Alsof hij, wat hij wenschte, had verkregen, En of hij lang-gehoopt geluk genoot.’ - ‘Dood’ (sprak een oude raaf) ‘is uw genoot: Nooit kust hij meer, nooit hoort ge meer zijn zangen.’ - Toen schreide 't vinkje: haar gemis was groot... ‘Dank, hadt gij lief! 't geluk heeft hij ontvangen,’ (Zei de ander), ‘leven en verlangen vlood: Gelukkig is, wie niets heeft te verlangen.’
12 gevarieerde vierstemmige liederen : gecomponeerd op Nederlandse gedichten
by E.M. Jaarsma
2. Het dode gaaike  [sung text not yet checked]
Language: Dutch (Nederlands)
Text Authorship:
- by Jacques Fabrice Herman Perk (1859 - 1881), "Het doode gaaike", appears in Gedichten, in Mathilde. Een sonnettenkrans in vier boeken, in Boek IV
Go to the general single-text view
Confirmed with Jacques Perk, Gedichten, (ed. Willem Kloos). Met illustraties van J.B. Heukelom. S.L. van Looy, Amsterdam 1914 (12de druk) p.131
Researcher for this page: Joost van der Linden [Guest Editor]
3. Kerstlied no.1  [sung text not yet checked]
Language: Dutch (Nederlands)
Dien nacht, toen Jozef nauwlijks sliep, hoorde Maria een stem, die riep: ‘Vrees niet! U zal geen leed geschiên! Doe open! Ik wil uw kindje zien!’ Zacht stond zij op, ontsloot de deur, En ziet! Daar stond een vreemdling veur, gedoscht, alsof hij een ridder was, met helm, halsberg en harrenas, met een reuzig kruiszwaard, vlammend als vuur, en aan elken schouder een wiek van azuur. En toen die nu vóor het kribbeken stond, lei hij eerbiedig zijn helm op den grond, boog diep het hoofd en knielde neer en sprak: ‘Ik groet u, mijn Vorst en Heer! Maria, nú is de tijd volbracht! De Poort van Eden ontsloot, dees nacht... Voor állen staat zij weer open thans... Nu kan ik keeren in 's Hemels glans! En 't zwaard der Wraak, mijn Vorst, mijn Heer, aan uw rozevoetjes leg ik het neer.’ Traag richtte zich op de hemelling, zette zijn helm op het hoofd, en ging.
Text Authorship:
- by Charles Polydore de Mont (1857 - 1931), no title, appears in Iris, in 3. Uit de legende van Jeschoea-Ben-Jossef, in Te Bethlehem, no. 7
See other settings of this text.
Confirmed with Pol de Mont, Iris J.-E. Buschmann, Antwerpen 1894 p.109
Researcher for this page: Joost van der Linden [Guest Editor]
Total word count: 265