- ‘Wat naai je daar van blank satijn, O kweelend spelend Kindekijn Wat plooi je, wat tooi je zóo mooi en gezwind?’ - ‘Een bruidskleed voor mijn poppekind.’ - ‘Wat naai je daar van blank satijn, O blozend droomend Maagdelijn, Terwijl er zóo vroolijk je harteken slaat?’ - ‘Ik naai mijn eigen bruidsgewaad.’ - ‘Wat naai je daar zóo teêr, zóo fijn, Het kon wel een elfekleedje zijn, Vol fladdrende kantjes en vlinderig lint?’ - ‘Ik naai een doopkleed voor mijn kind.’ - ‘Wat naai je daar van blanke zij? Het lijkt wel engelekleedij. O Moeder! je weent er jë oogen bij blind....’ - ‘Ik naai een doodswâ voor mijn kind.’
Vijf liederen
Song Cycle by Henriette Jacoba van Heukelom-van den Brandeler (1884 - 1985)
4. Liedeken van vrouwenleven  [sung text not yet checked]
Language: Dutch (Nederlands)
Authorship:
- by (Stephanie) Hélène Swarth (1859 - 1941), "Liedeken van vrouweleven"
Go to the single-text view
Confirmed with Hélène Lapidoth-Swarth, Verzen, in: De Gids Jaargang 69. P.N. van Kampen & zoon, Amsterdam 1905 p.40
Researcher for this page: Joost van der Linden [Guest Editor]
Total word count: 111