by Guido (Pieter Theodoor Jozef) Gezelle (1830 - 1899)
Language: Dutch (Nederlands)
Vol naalden vliegt de lucht, vol priemend ijsgekertel, dat glinstert in de zon, en, met den asemtocht gezwolgen, kilt en kerft de kele en 't haargespertel, dat in de neuze temt den toevoer van de locht. 't Is bijtend koud. Een spree van witheid, ongemeten, 't zij waar ge uwe oogen vlucht, ligt overal gespreid; 't is snee' tot in uw huis, 't komt snee' door al de spleten; 't is snee', 't is immer snee', en al sneeuwwittigheid. De wind komt, wild en boos, gesnoeid uit alle gaten; geen ruste en wilt hij, eer hij eenmaal weten zal dat 't volk verdwenen is, en hem wilt meester laten... 't Is bijster, bijtend koud, en 't wintert overal.
Composition:
- Set to music by Frits Celis (b. 1929), "Winter II", op. 53a no. 2 (1995) [ soprano and string quartet ], from Tijdkrans I, no. 2
Text Authorship:
- by Guido (Pieter Theodoor Jozef) Gezelle (1830 - 1899), no title, appears in Tijdkrans
See other settings of this text.
Researcher for this text: Emily Ezust [Administrator]
This text was added to the website: 2008-09-19
Line count: 24
Word count: 118