o [Eerbiedweerdig]1 hoofd der blankgekruinde boomen, hoe heerlijk groet gij mij, in 's winters pronksieraad; wanneer de bleeke zon heur' eerste morgenstroomen [ontginsteren]2 in 't gevlerk van uwe takken laat! Ze is helder, licht en wit, ze is ongelijkbaar schoone, ze is vlekkeloos, de pracht waarmeê gij zegepraalt; en, voor nen korten tijd gekoningd, spant de [kroone]3, ver boven al 't gesteent' daarin de zonne straalt.
Tijdkrans I
Song Cycle by Frits Celis (b. 1929)
1. Winter I  [sung text checked 1 time]
Authorship:
- by Guido (Pieter Theodoor Jozef) Gezelle (1830 - 1899), no title, written 1882-3?, appears in Tijdkrans
See other settings of this text.
View original text (without footnotes)Spelling change used by Zagwijn: waarmeê -> waarmee
1 Bijvanck: "eerbiedwaardig"
2 Bijvanck: "ontglinsteren"
3 Bijvanck: "krone"
Researcher for this text: Emily Ezust [Administrator]
2. Winter II  [sung text checked 1 time]
Vol naalden vliegt de lucht, vol priemend ijsgekertel, dat glinstert in de zon, en, met den asemtocht gezwolgen, kilt en kerft de kele en 't haargespertel, dat in de neuze temt den toevoer van de locht. 't Is bijtend koud. Een spree van witheid, ongemeten, 't zij waar ge uwe oogen vlucht, ligt overal gespreid; 't is snee' tot in uw huis, 't komt snee' door al de spleten; 't is snee', 't is immer snee', en al sneeuwwittigheid. De wind komt, wild en boos, gesnoeid uit alle gaten; geen ruste en wilt hij, eer hij eenmaal weten zal dat 't volk verdwenen is, en hem wilt meester laten... 't Is bijster, bijtend koud, en 't wintert overal.
Authorship:
- by Guido (Pieter Theodoor Jozef) Gezelle (1830 - 1899), no title, appears in Tijdkrans
See other settings of this text.
Researcher for this text: Emily Ezust [Administrator]3. Lente I  [sung text checked 1 time]
[De eerde]1 doomt, de biezen leken van den vroegen morgenbrand, die, in 't oosten opgesteken, bijt in 't baardig weideland. Grauw is 't over nacht gevrozen; over [dag]2, van 's morgens vroeg, viert en vonkt het zonneblozen fel, maar nog niet fel genoeg, om het koele graf te ontsluiten, waarin 't zaad geborgen ligt, wachtende, om opnieuw te spruiten, lente, naar uw zonnelicht.
Authorship:
- by Guido (Pieter Theodoor Jozef) Gezelle (1830 - 1899), "De eerde doomt", appears in Tijdkrans
See other settings of this text.
View original text (without footnotes)Spelling changes used by Schuyten: wachtende -> wachtend ; op nieuw -> opnieuw
1 Schuyten: "d'Eerde"
2 Celis: "da"
Researcher for this text: Emily Ezust [Administrator]
4. Lente II  [sung text checked 1 time]
Emberyza schoeniclus Geklauterd langs nen terruwstaal, wat voert ge een' lieve vogeltaal, 't zij mussche of vinke, 't zij wiens gevlerkte keel mij nu in de ooren klinke, van uit het koorenveld! 'k Verkenne u nauwe, in 't groen der terwe, aan 't grauwzijn van uw' vederverwe en aan uw stemgeweld, dat prazelt, ongelijk de nachtegaalsche galmen, al op- en nedergaan, bij 't buigen van de halmen. Wat zijt gij, pluimgediert, dat blij den Meie viert, en mij verzet, terwijl, voorbijgetreden, ik vare dóór den waai van 's zomers lustigheden? Wat zijt ge, onzichtbaar schier, doch wonderlijk gewrocht van Gods almachtigheid, dat, levende in de locht, geen' enkelen droeven stap en moet op de aarde stellen, maar hangt en wipt en waait, al aan de winden tellen hoe blij gij zijt? Och, ware ik half zoo vlugge en in den Mei verblijd; en moest ik niet gedoen, met, scherp u nagekeken, dit onvoltooid gedicht tot 's Heeren lof te spreken!
Authorship:
- by Guido (Pieter Theodoor Jozef) Gezelle (1830 - 1899), no title, written 1890?, appears in Tijdkrans
Go to the single-text view
Researcher for this text: Emily Ezust [Administrator]5. Lentemaand  [sung text not yet checked]
'k Heb menig uur bij u gesleten en genoten, en nooit en heeft een uur met u me een enklen stond verdroten. 'k Heb menig menig blom voor u gelezen en geschonken, en, lijk een bie, met u, met u, er honing uit gedronken; maar nooit een uur zo lief [met]1 u, zoo lang zij duren koste, maar nooit een uur zoo droef om u, wanneer [ik]2 scheiden moste, als de uur wanneer ik dicht bij u, dien avond, neêrgezeten, u spreken hoorde en sprak tot u wat onze zielen weten. Noch nooit een blom zo schoon, van u gezocht, geplukt, gelezen, als die dien avond blonk op u, en mocht de mijne wezen! Ofschoon, zoo wel voor mij als u, - wie zal dit kwaad genezen? - een uur bij mij, een uur bij u niet lang een uur mag wezen; ofschoon voor mij, oschoon voor u, zoo lief en uitgelezen, die rooze, al was 't een roos van u, niet lang een roos mocht wezen, toch lang bewaart, dit zeg ik u, 't en ware ik 't al verloze, mijn hert drie dierbre beelden: u dien avond - en - die rooze!
Authorship:
- by Guido (Pieter Theodoor Jozef) Gezelle (1830 - 1899), "Dien avond en die rooze", appears in Tijdkrans
See other settings of this text.
View original text (without footnotes)Spelling changes used by Eriksson: geplukt -> gepluckt ; al was 't -> als was 't
Spelling changes used by Merckx: noch -> nog
Spelling changes used by Steegmans: zoo lang -> zolang ; zoo -> zo
1 Steegmans: "om"
2 Steegmans: "wij"
Researcher for this text: Emily Ezust [Administrator]