LiederNet logo

CONTENTS

×
  • Home | Introduction
  • Composers (20,139)
  • Text Authors (19,552)
  • Go to a Random Text
  • What’s New
  • A Small Tour
  • FAQ & Links
  • Donors
  • DONATE

UTILITIES

  • Search Everything
  • Search by Surname
  • Search by Title or First Line
  • Search by Year
  • Search by Collection

CREDITS

  • Emily Ezust
  • Contributors (1,114)
  • Contact Information
  • Bibliography

  • Copyright Statement
  • Privacy Policy

Follow us on Facebook

by Albert Verwey (1865 - 1937)

Waar is de flonkring, waar 't geklater
Language: Dutch (Nederlands) 
De Dichter.
Waar is de flonkring, waar 't geklater
Waarmee mijn straal de zon beklom? -
Het diepst en reinst is 't donkre water
Dat slaapt in ondergrondsche kom.
 
De hooge gasten zijn verdwenen,
De schaduw is aan 't overlenen,
En in de hooge en blanke zaal
Gaat door de smalle en marmren goten
Het laatste water weggevloten
In stroompjes, kronkelend en schraal;
En is het fluistren, is het weenen?
Zij ruischen, borlen voor zich henen
In dunne en ongevormde taal.

Maar stom staat de fontein wier leeuwen
Met domme en leege monden geeuwen,
Waterloos -
En donker wordt het in de hoven -
De nachtehemel schijnt van boven -
't Gestarnte flonkert al een poos.
 
Doch door de deur waar tegen 't duister,
Bij vijver en bij taxishaag,
Accaciaas wieglen, rijst gefluister -
Een droeve groet, een vreemde vraag -

De Stem van het Alhambra.
Ik groet u, vreemdling. Zijn de dagen
Voorbij dat ge in de wereld zwierft?
Hadt ge er geen schatten voor 't vragen?
Voelde ge niet wat ge er dierft? -

De Dichter.
Hoor! door den nacht komt aangedreven
Van ver, 't droefgeestige gebrom
Van snaar waarlangs het teeder beven
Eens jongen minnaars opwaarts klom.

De Minnaar.
Reik mij, o liefste,
Uw maan-schijnige armen -
Die mogen mij, armen,
Troostend zijn.
 
Toon voor uw venster
't Gelaat als Selene -
Als ze, o mijn Eene,
Nacht dag doet zijn.
 
Hang uit uw venster
Uw hand als Aurora -
't Zal, o Lenora!
Mijn daagraad zijn.

De Dichter.
't Is stil. De galm van jonge liefde
Stijgt stout en schuchtert daadlijk in.
Wat me ooit in 't wereldleven griefd
Was zulker vreugden aanbegin.
De liefde die begint met geven,
De droom die andren godlijk maakt,
Het hart dat arm staat nagebleven
Voor 't schoone uit eigen schoon ontslaakt;
Begeerte die van al 't bestaande
Alleen ziet wat ze zelf niet heeft:
Vrijmachtge die voor beedlaar gaande
Een droef en vreugdloos leven leeft.

De Minnaar.
Eroos, Heerlijke!
Wie, o Begeerlijke!
Kent u als wij!
Wij zijn ons zelven niet:
Al wat ons ledig liet
Minnen we als gij.
 
Schoonheid die onze niet,
Liefde die spijtig ziet,
Smeeken wij aan.
Schoonheid, vul ons,
Liefde, hul ons;
Naakt en ledig wij hier staan.

Zijn is verandren.
Maak ons tot andren,
Opdat wij zijn.
Ons is het werven zoet,
Ons ook het sterven zoet,
Ware ooit het derven zoet
Van liefde en pijn.

De Dichter.
Zijn zang klinkt boud. In al mijn aardsche dagen
Zong ik dien ook. Mij kon geen ding behagen
Dan wen 't mij lokte met langdurig plagen
En streelde met kortstondge vreugd.
Waar is het Eéne dat altijd verheugt?
Dat gaande onder de dingen van deze aarde,
Hun uiterlijk gelijkt in waarde,
Maar innerlijk het aardsche aan 't eeuwge paarde,
Een schoon zonder verganklijkheid? -
Geef antwoord. Stem die hier verscholen zijt.

De Stem.
Zoek niet, sterfling, in gedachten,
Koud van afgetrokkenheid,
Wat in 't leven u zal dagen
Als ge wijs en rijper zijt.
Wil maar tot dien morgen wachten.
Maar niet vruchtloos zult ge vragen.
Ik toch geef u dit symbool:
Zie de steenen
Om u henen
Van dit vorstlijk kapitool.
Op de rotsen
Staan en trotsen
Torens meer dan rotsgelijk.
Aardsche heiren
Drilden speren
Nooit op rustger rooverswijk.
Zoo ooit burcht in 't aardsche worstlen
Stond die meer van de aarde waar',
Geen als deez' haar puin deed korstlen,
Rijzig boven doodsgevaar.
En haar boomen en haar waatren
Ruischen, klaatren
Hoog omhoog en dalwaarts heen.
Door hun scheemring, door hun zoelte,
Waait een koelte:
Frisscher aardhof plantte er geen.
Maar treed nu de blijde zalen
In, die fijne verven malen
Als het licht geen edelsteen.
Zie het kantwerk van de bogen,
Zie het weefwerk om de togen:
Spinsel als om vrouwe-leên.
Zie, een dier is 't? visch of vogel?
Parallel-figuur of kogel?
Wat is 't dat die teekning duidt? -
Beest van water, aard of lucht,
Golf van water, lucht of zucht -
Wat zwelt door die ranke lijnen? -
Vormen schijnen en verdwijnen -
't Aardsche dat aan 't Eeuwge sluit.
Zie hoe Joezoef, wijze Kunstnaar,
Kreeg van Allah, grooten Gunstnaar -
Hem wiens lof in steenen leeft -
Gaaf het meenge te doen duren
In wiskunstige figuren -
't Eene dat nooit einde heeft.
 
De Dichter.
De stem sprak waar. Geen teeken beeldt mij klaarder
Dan dit gebouw het Gaande en 't Eeuwige één. 
De Meester is zijn eigen openbaarder
 
En die van al wat leeft meteen. 
De Kunstnaar doet de Daad die 't meenge 
Doordringe en tot een zijn vereenge 
Dat aardsch toch onverganklijk scheen'....

De Minnaar.
Vaarwel, de morgen maakt den hemel geel.
Vaarwel, mijn lief. De nachtegaal
Heeft uit. Het veld wordt vaal.
De nacht had ál zijn deel.
 
Vaarwel, de zon
Schijnt op Alhambra's kruin.
De ladder aan 't balkon
Wacht naar den voet: de tuin
Geurt warm bedauwd.

Vaarwel: de hemel blauwt.
Vaarwel: nog éens gekust.
Ik voel uw armen om mij heen.
Den langen dag blijf 'k zoo alleen.
Dan kom ik weer: mijn zoete lust:
Als de avond geurt en grauwt.

H. Kauder sets stanzas 6-8

About the headline (FAQ)

Confirmed with Albert Verwey, De nieuwe tuin, W. Versluys, Amsterdam 1898 p.62


Text Authorship:

  • by Albert Verwey (1865 - 1937), "Nacht in het Alhambra", appears in De nieuwe tuin [author's text checked 1 time against a primary source]

Musical settings (art songs, Lieder, mélodies, (etc.), choral pieces, and other vocal works set to this text), listed by composer (not necessarily exhaustive):

  • by Hugo Kauder (1888 - 1972), "Lied van den minnaar", copyright © 1939, stanzas 6-8 [ voice and piano ], from Twaalf gedichten, no. 3, Santpoort : Mees [sung text not yet checked]

Available translations, adaptations or excerpts, and transliterations (if applicable):

  • GER German (Deutsch) (Stefan George) , "Nacht in der Alhambra"


Researcher for this page: Joost van der Linden [Guest Editor]

This text was added to the website: 2023-04-17
Line count: 162
Word count: 829

Gentle Reminder

This website began in 1995 as a personal project by Emily Ezust, who has been working on it full-time without a salary since 2008. Our research has never had any government or institutional funding, so if you found the information here useful, please consider making a donation. Your help is greatly appreciated!
–Emily Ezust, Founder

Donate

We use cookies for internal analytics and to earn much-needed advertising revenue. (Did you know you can help support us by turning off ad-blockers?) To learn more, see our Privacy Policy. To learn how to opt out of cookies, please visit this site.

I acknowledge the use of cookies

Contact
Copyright
Privacy

Copyright © 2025 The LiederNet Archive

Site redesign by Shawn Thuris