Een windeke suist om mijn ooren, En streelt er mijn slapen zoo zacht, En koelt mijn brandende oogen, Die waakten den ganschen nacht. Zoet windeke, ruisch door de luchten. Tot dat ge mijn liev'ling ontmoet, Dan brenge uw donzige adem Hem streelend mijn droevigen groet.
Vier Liederen
Song Cycle by Bertha Frensel Wegener-Koopman (1874 - 1953)
1. Een windeke suist om mijn ooren
Language: Dutch (Nederlands)
Text Authorship:
Go to the general single-text view
Researcher for this page: John Versmoren2. Een karretjen op den Zandweg reed
Language: Dutch (Nederlands)
Een karretjen op een Zandweg reed; De maan scheen helder, de weg was breed, Het paardje liep met lusten; ('k Wed, dat het zelf zijn weg wel vindt:) De voerman lei te rusten . . . Ik wensch je wèl thuis me vrind! Een karretje reed langs Berg en Dal; De nacht was donker, de weg was smal, Het paard liep als met vleugels; De sneeuwjacht zweept zijn oogen blind De voerman houdt de teugels . . . Ik wensch je wèl thuis me vrind! Eén karretje keert behouden weer; Het ander heeft er geen voerman meer; Waar mag hij zijn gebleven? 'k Wed dat je 'em op den zandweg vindt, Of moog'lijk wel daarnéven . . . Hij komt niet weer thuis, die vrind!
Text Authorship:
- by Jan Pieter Heije (1809 - 1876)
Go to the general single-text view
Researcher for this page: John Versmoren3. Ik kan niet lachen, ik kan niet weenen
Language: Dutch (Nederlands)
Ik kan niet lachen, ik kan niet weenen, Ik ben zo vreemd te moe; De zomerpracht gaat henen, Ik doe mijn oogen toe. Daarbinnen is het donker, Daar buiten is het kil . . . Wat of dat flauw geflonker Van vèr beduiden wil? Zou dát het doodsuur wezen, Waar alles op zijn best, Verheerlijkt lijkt opgerezen, Verschemert voor het lest?
Text Authorship:
- by Willem Johannes Theodorus Kloos (1859 - 1938)
See other settings of this text.
Researcher for this page: John Versmoren4. Straks zong ik trotsche dingen
Language: Dutch (Nederlands)
Straks zong ik trotsche dingen Van menschen pracht en gloed, Nu kan ik niets meer zingen, Dan dat ik sterven moet. O, éénmaal nog te weenen! Als men gestorven is, Dan gaan de menschen henen, En meé de droefenis. Dan lachen en dan praten, Zij weder als van ouds Vèr van de drukke straten, Daar ligt alleen iets kouds.
Text Authorship:
- by Willem Johannes Theodorus Kloos (1859 - 1938)
Go to the general single-text view
Researcher for this page: John VersmorenTotal word count: 290