by Guido (Pieter Theodoor Jozef) Gezelle (1830 - 1899)
Het winterspook See original
Language: Dutch (Nederlands)
De deuren van den Oosten gaan,
nog nauwlijks, even open
en toe, gelijk, den laatsten keer,
des veegen wimpers doen,
die henengaat in 't eeuwige. Ach,
't is avond nog eer 't noen
kan worden! Is geen dageraad,
geen dag ons meer te hopen?
Gij ook, voor eeuwig, gaat gij, oog
des hemels, nu verdwijnen?
Gaat 't duister worden, altijd voort,
en donker, overal?
Gaan sterrelicht en manelicht,
in 't levenlooze dal,
daar 't koud en altijd winter is,
alleene nu nog schijnen?
Een graf nu, och, een wintergraf
is alles weêr bedegen;
gedolven in dat graf is mij
de jonkheid en de jeugd:
wie redt er, ach, wie helpt er, uit
den nood ons? Hoe de vreugd
van vroeger, die begraven ligt,
het graf weêr uitgekregen?
...
Dat 't Joel weêrom, dat 't Kerstdag zij,
dat 't ophoude, al dat zinken,
dat sterven, dat verloren gaan
des levens! - Herders, gaat
en peilt den diepen Oosten: ziet
gij dag noch dageraad, ...
nog 't nieuw geboren Zonnelicht,
te Bethlehem, niet blinken?
Composition:
- Set to music by Henri Zagwijn (1878 - 1954), "Het winterspook", subtitle: "Wintermaand XII", stanzas 1-3,7 [ four-part mixed chorus a cappella ]
Text Authorship:
- by Guido (Pieter Theodoor Jozef) Gezelle (1830 - 1899), "Het winterspook", written 1896
Go to the general single-text view
Researcher for this text: Emily Ezust [Administrator]
This text was added to the website: 2013-06-24
Line count: 56
Word count: 290