by Guido (Pieter Theodoor Jozef) Gezelle (1830 - 1899)
Language: Dutch (Nederlands)
Bereukwerkt en berijkdomd door uw geurig rankgewas, vol blauw-halfwitte blommen en vol blaren, groene als gras, is 't 's zomers mij onzeglijk, hoe 't mij deugd doet u te zien, bezocht van de edele zonne en van de nooit vernoegde bien. Des avonds, als 't al stille is, en de vogels slapen gaan, daar zou 'k een ure droomend en u wakend blijven staan; dan zwelge ik in mijn' longeren uw' zoo fijn gekruide locht, en ééne is ons de zoetheid van den zelfsten asemtocht. Des nuchtens geeft de zonne, eer ze al heur' krachten daveren doet, u, luchtige glycine, en mij, den eersten morgengroet; en 's middags ben ik blij nog, in 't geheugen van de pracht des morgens, en in 't langen naar de zoetheid van den nacht.
Composition:
- Set to music by Frits Celis (b. 1929), "Zomer I", op. 53b no. 1 (1995) [ soprano and string quartet ], from Tijdkrans II, no. 1
Text Authorship:
- by Guido (Pieter Theodoor Jozef) Gezelle (1830 - 1899), no title, written 1892
See other settings of this text.
Researcher for this text: Emily Ezust [Administrator]
This text was added to the website: 2012-08-21
Line count: 24
Word count: 130