Al waert dat mijn De Godt Jupijn Of yemandt vande Goden, Haer glants of schijn Of gants haer sijn Van Godlijckheyt aenboden, Dat ickse mocht verkiesen En ick u most verliesen, Ick gingh tot haer met dese reen: Ick blijf veel liever hier beneen In myn armoed opter aerden, In becommeringh en verdriet, Eer ick wouw die last anvaerden, En hebben daer myn liefste niet. Of lieten sy De toom eens vry Van ’t Coninghlijck ghebieden, En gheven my De heerschappy Van Landen en van Lieden, Dat ickse most beheeren, Dat sou ick wel begheeren, Niet om rijck, Landt noch gelt, Niet om aensien noch ghewelt, Niet om schepters noch om kroonen, Noch om al het Werelts goet, Maer om dat ick u sou toonen Mijn gunst en grootheydt van ghemoet. Ick sou de lien Wel grootsch gebien U achtbaerheyt te eeren, Op bloote knien U doen ontsien By Princen en by Heeren, Ick sou der Keyseren Vrouwen Voor u staet-dochters houwen Mijn koningen de grootst van lof, Die souden u steets in mijn Hof Met eerbiedigheyt gheleyden En setten in u setel sacht, Die ick eerst sou doen bereyden Met de kostelijcke pracht. Van Elpen-been Vol vremdiche’en Soud ick u troon doen maken, U vloer bespreen Met ed’le kle’en, Van Turcks en goude laken, Met beelden en met bloemen, So schoon alsmen kan noemen. Ick sou bewijsen door u dracht, Hoe dat ick u deuchden acht, Hoe dat ick u hooghe zeden Meer bemin als ’t lieve gout, Dat ick rustich sou besteden, Daer en waer ghyt hebben wout. Maar ’k weet dat ghy Geen hovaerdy Hebt in dees malle dinghen, Oock draagh ick bly Meer goets by my Als de Hovelinghen. Al syn sy rijck van goede, Ick ben ’t in den ghemoede: Ick weet wel liefje datje weet, Dat onder een verwurpen kleet Wel wat grooters kan verschuylen Als syn meerder wel vermoet, En datmen vaeck wel slechte uylen, Hier bevinden seer begoedt.
Zeven liederen
Song Cycle by Marie Cornélie Cathérine Reynvaan (1854 - 1934)
1. Liedeken  [sung text not yet checked]
Text Authorship:
- by Gerbrand Adriaenszoon Bredero (1585 - 1618), "Liedeken", subtitle: "Stemme: O lyden en pijn, droefheyt is mijn."
Go to the general single-text view
Confirmed with Gerbrand Adriaensz. Bredero, Groot Lied-boeck, Wikisource
Researcher for this page: Joost van der Linden [Guest Editor]
2. Hoe lief is 't, op nen loovertak
Hoe lief is 't, op nen loovertak, langs ongehoord te vooren en ongezien, in 't looverdak, den nachtegaal te hooren, die, vindende al zijn vooizen uit, komt al de vogelchooren, met zijn betooverend, overluid en lief en lang geturelutuit, verduisteren en versmooren!
Text Authorship:
- by Guido (Pieter Theodoor Jozef) Gezelle (1830 - 1899), written 1850-80
See other settings of this text.
Researcher for this text: Emily Ezust [Administrator]3. Daar liep een dichtje in mijn gebed
Daar liep een dichtje in mijn gebed, en 'k wilde 't aan den kant gezet, maar, niet te doen, het wilde en 't zou mij plagen, als ik bidden wou! En nu is mijn gebed gedaan, en 't dichtje is 'k weet niet waar gegaan: vergeefs gezocht, vergeefs, o wee, 'k en vinde noch rijm noch dichtje meer!
Text Authorship:
- by Guido (Pieter Theodoor Jozef) Gezelle (1830 - 1899), no title, written 1860
See other settings of this text.
Researcher for this text: Emily Ezust [Administrator]4. Avondgebed  [sung text not yet checked]
De avond is gevallen, De dag gaat dood, — De boomen worden allen Wonderlijk groot. In de verte, in de landen, Daar ligt wat goud, — De nacht maakt onze handen Zoo stil — zoo oud. Schoonheid hebt gij ons leven Eenmaal gekust, Dan gaan wij t' avond even Zwijgend te rust.
Text Authorship:
- by Carel Steven Adama van Scheltema (1877 - 1924), "Avondgebed", appears in Van zon en zomer
Go to the general single-text view
Confirmed with Adama van Scheltema, Van zon en zomer, Wikisource
Researcher for this page: Joost van der Linden [Guest Editor]
5. Liedjes zijn levende dingen  [sung text not yet checked]
Liedjes zijn levende dingen, ze zingen, vogeltjes licht met een eigen geluid, ze kwett'ren en slijpen, turluten en tinken en laten uitklinken hun slag in den dag Ze maken pleizier met een hel tierelier en telkens opnieuw en het spel heeft niet uit van de bend zoo gewend om te zingen.
Text Authorship:
- by Joannes Reddingius (1873 - 1944), no title, appears in Johanneskind
Go to the general single-text view
Confirmed with XXe eeuw in: De Hollandsche Revue, Band 10 1905
Researcher for this page: Joost van der Linden [Guest Editor]
6. In de avondzon  [sung text not yet checked]
Als 'n groote rozenstruik Vlamde de zonnepruik! — Ik lag in de schelven, En dacht aan niets. Als 'n rijpe bloementros Bloeide de zonneblos! — Ik dacht aan mij zelven, En nog aan iets. Als 'n woedende klaproos Leek de avond, zoo boos! — Ik dacht aan een ander, Te lange lest. Als 'n rhododendron Stierf de avondzon! — Denken we aan elkander, Dat is het best!
Text Authorship:
- by Carel Steven Adama van Scheltema (1877 - 1924), "In de Avondzon", written 1918, appears in Van zon en zomer
Go to the general single-text view
Confirmed with Adama van Scheltema, Van zon en zomer, Wikisource
Researcher for this page: Joost van der Linden [Guest Editor]
7. Ik jeune mij daarin
Ik jeune mij daarin, ik jeune mij daaran, als ik een liedtje mag dichten; ik jeune mij daarin, ik jeune mij daaran, als ik het liedeke kan.
Text Authorship:
- by Guido (Pieter Theodoor Jozef) Gezelle (1830 - 1899), no title, written 1858?
See other settings of this text.
Spelling change used by Van Rennes: liedtje -> liedjeResearcher for this text: Emily Ezust [Administrator]