Licht van mijn ziel! ik zag u steeds van ver, En wist wel dat gij eindlijk komen zoudt; -- Woorden, die ik niemand heb betrouwd, Gaan uit als bleke vlammen, -- als een ster, Die in 't azuur, maar blanker, lieflijker, Zie 'k in uw lokken liggen 't licht gelaat; 't Mysterie van veel leeds, maar nooit van haat, Droomt in uw ogen; -- 'k zag het steeds van ver. Ik al u zien, mijn Licht, zo zie gij mij: In éen zoet waas van gloed, waar ieder woord Doorheenvlamt van de lippen en saamglijdt Met andere tot één lichtende enigheid -- En elk van ons droomt in een glorie voort, En andre glorie gaat ons stil voorbij.
Sonnetten-kring
Song Cycle by Herman Mulder (1894 - 1989)
1. Licht mijner ziel  [sung text not yet checked]
Text Authorship:
- by Albert Verwey (1865 - 1937), no title, appears in Van de liefde die vriendschap heet, no. 1
Go to the general single-text view
Researcher for this text: Emily Ezust [Administrator]2. Ik heb mijn hart...  [sung text not yet checked]
Ik heb mijn hart ú tot een huis gewijd, En midden in het binnenst heiligdom, Waar de outerkaars in 't donker gloeit, verbeid Ik u, mijn lief, mijn zoet sieraad alom! Ik sloeg mijn ziel dit zoete donker om, Alleen om ú te ontmoeten, die me altijd Belooft te komen, in 't geheim, na stom Eerbiedig beiden eenen kleinen tijd. O kom, mijn lief, die nog zoo verre staat... 'k Verwacht in 't donker ginds uw licht gelaat... Ik-zelf ben een visioen van nacht en gloed! O kom, mijn zoete Gloed, mijn sombre Nacht! 't Mysterie is ondoofbaar, - doch ik wacht Met beving, daar ik eenmaal sterven moet.
Text Authorship:
- by Albert Verwey (1865 - 1937), no title, appears in Van de liefde die vriendschap heet, no. 4, first published 1885
Go to the general single-text view
Researcher for this text: Emily Ezust [Administrator]3. Mijn God is enkel gloed  [sung text not yet checked]
Mijn God is enkel gloed en donkerheid, Schoon om te zien, - een wonder te verstaan; - Daar is niet één als Hij, - doch 'k zie u aan, En waan dat gij Hem-zelf zijt. En dus heb ik mijn ziel u toegewijd, Opdat ze in uw gloed mocht vergaan; En stil verteren, zonder klacht, voldaan Met zulk een liefde en zulk een éénigheid. Zoals twee vlammen spelen in de nacht, En nijgen naar elkaar met bleker gloor, En trillen sneller in elkanders gloed, - Tot bei opvlammend in de lucht, in 't zoet Verenen beven, - dan, de nanacht door, Brandt één grote vlam, in kalme pracht.
Text Authorship:
- by Albert Verwey (1865 - 1937), no title, appears in Van de liefde die vriendschap heet, no. 7, first published 1885
See other settings of this text.
Researcher for this text: Emily Ezust [Administrator]4. O man van smarte  [sung text not yet checked]
O Man van Smarten met de doornenkroon, O bleek bebloed gelaat, dat in den nacht Gloeit als een groote, bleeke vlam, - wat macht Van eind'loos lijden maakt Uw beeld zoo schoon? Glanzende Liefde in eenen damp van hoon, Wat zijn uw lippen stil - hoe zonder klacht Staart ge af van 't kruis - hoe lacht gij soms zoo zacht - God van Mysterie! Gods bemindste Zoon! O Vlam van passie in dit koud heelal! Schoonheid van smarten op deez' donkere aard! Wonder van liefde, dat geen sterfling weet! Ai mij! Ik hoor aldoor den droeven val Der dropp'len bloeds - en tot den morgen staart Hij me aan met groote liefde en eind'loos leed.....
Text Authorship:
- by Albert Verwey (1865 - 1937), "Christus aan het kruis", appears in Sonetten, no. 2
See other settings of this text.
Confirmed with Albert Verwey, De Nieuwe Gids, Jaargang 1. W. Versluys, Amsterdam p.299
Research team for this page: Emily Ezust [Administrator] , Joost van der Linden [Guest Editor]
5. Vestig die ogen niet op mij  [sung text not yet checked]
Vestig die ogen niet op mij; hun blik Is stijf als van wie stierf in gruwbre pijn; Hef niet die handen, -- 'k zag ze lang -- zij zijn Doorboord; -- o God, geronnen bloed kleeft dik Op uw gewonde voeten: -- neen, verschik Ze niet in hunnen dood: -- daar is een schijn Van stille glorie rond Hem, en op Zijn Gelaat zie 'k eindloos leed, maar vrees noch schrik. O liefste God, dien 'k liefheb wijl Ge lijdt, Sluit Gij mijn ogen, dat ik niet meer zie, Bind Gij mijn lippen dat ik niet meer spreek! Opdat ik niet tot stervens bang uitbreek In hoon en enen storm van snikken, die U zoude smetten in Uw heerlijkheid.
Text Authorship:
- by Albert Verwey (1865 - 1937), no title, appears in Van de liefde die vriendschap heet, no. 11
Go to the general single-text view
Researcher for this text: Emily Ezust [Administrator]6. Wanneer ik tot U kom  [sung text not yet checked]
Wanneer ik tot u kom, dan lacht gij zacht, En somtijds klaagt gij, maar als zij, die spreken Van vroegre smarten, die als dromen weken En waar men in den droom om weent en lacht. Maar als 'k alleen ben hoor ik dag en nacht Uw snikken en ik zie uw tranen leken, En voel uw hart wild slaan, alsof 't wil breken, Maar kan niet, dàn verneem 'k uw luide klacht. En dat zijt gij, dat weet ik, en ik wil Niet leven voor uw schijnbaar zelf, dat lacht, Maar voor de ziel der ziel, die in u lijdt, -- En als gij schijnbaar kalm en blijde zijt, Zal 'k uw gedachten horen schreien zacht, Of gij van verre staat en schreit -- heel stil.
Text Authorship:
- by Albert Verwey (1865 - 1937), no title, appears in Van de liefde die vriendschap heet, no. 19
Go to the general single-text view
Researcher for this text: Emily Ezust [Administrator]7. Toen ik me 't eerst uw liefde dagen zag  [sung text not yet checked]
Toen ik de dingen zong, die 'k had aanschouwd Van aarde en lucht en die ik vond in 't stof Van oude mythen en legenden, of In eigen ziel, waar 'k zeer meê was vertrouwd; -- Toen waren al mijn zangen leeg en koud, Mijn verzen slap, mijn beelden dood en dof, Maar u aanschouwend heb ik te uwen lof Dit werk ten onverganklijk huis gebouwd. Hoe kunt gij dan nog zeggen dat mijn hart Mijn oog beliegt en 't zien doet wat niet is, 't Een droombeeld tonend waar het gaarn op staart; Daar ik toch veel gevonden heb op aard, En ook iets in mijzelven, naar ik gis, En toch door niets zó begenadigd werd.
Text Authorship:
- by Albert Verwey (1865 - 1937), no title, appears in Van de liefde die vriendschap heet, no. 24
Go to the general single-text view
Researcher for this text: Emily Ezust [Administrator]8. Zo keer ik weer  [sung text not yet checked]
Zo keer ik weer tot u, die me alles zijt, En leg mijn liefde, al wat ik heb en ben, Opnieuw aan uwe voeten en beken U ál mijn dwalingen en ál mijn strijd. Ik toon u ál mijn zwakheid, -- ik belijd Hoe 'k in mijzelven mijne liefde schen Haast iedren dag en mij gestaag ontwen Aan u te denken, wien 'k ben toegewijd. Zo keer ik eer tot u en nogmaals ding Ik om uw liefde, al waar' het duizend malen, En vol van liefde wordt mijn rijk verhaal; -- Want al wie in der liefde wisseling Niet zeventig maal zeven maal zal dwalen, Ontvangt niet zeventig maal zeven maal.
Text Authorship:
- by Albert Verwey (1865 - 1937), no title, appears in Van de liefde die vriendschap heet, no. 35
Go to the general single-text view
Researcher for this text: Emily Ezust [Administrator]